Geachte Shirley, op huwelijksreis naar Noorwegen!

MAN LadyGeachte Shirley, eindelijk dan weer een berichtje van mij! Natuurlijk wist je wel dat ik er even tussenuit was, want voor de bruiloft had ik jouw hele cabine al leeggehaald. De maandag na de bruiloft stapte ik op een ander voertuig, de motor. Samen met Wingman, Zusje en Zwager hadden we het idee om naar Noorwegen te gaan, en gezien de beperkte ruimte in de 3 koffers van mijn motor, heb ik de computer maar thuis gelaten. De vakantie begon maandag goed, slechts een kwartiertje later dan gepland reden we weg bij het tankstation. Vader en Oom reden ook een stukje met ons mee, om zeker te weten dat we de goede kant op zouden gaan. Met een beetje miezer onderweg reden we Duitsland in, waar we lunchten bij de truckstop die Wingman zich nog kon herinneren als het begin van zijn internationale carrière. Onderweg werd er ook nog wat geknoeid met de walkiestalkie-setjes in de helmen. Blijkbaar had ik die gister aan de lader moeten leggen, dus ik deed sowieso niet mee in het gesprek. De rest kon wel een beetje met elkaar babbelen, alleen was het volume niet ideaal. Toch lukte het om zonder problemen Hamburg in te rijden, waar we in een semi-ghetto wijk het eerste hotel vonden. Via Schindler’s Lift zoefden we naar de vijfde etage om te kunnen genieten van het uitzicht op 3 bomen en andere flats. Snel de tassen aan de kant gooien, andere kleren aan en een eettentje zoeken. Wandelend door het park, langs het water en de U-boot kwamen we op een stadscamping terecht. Kleine tentjes waren aan de reling gebonden en verstevigd met stenen, sommigen hadden een uitbouw gemaakt van zeil en verwaaide parasols, anderen lagen met hun voeten buiten de tent. Via het campergedeelte van de camping kwamen we bij een eettentje terecht. Na het eten en napraten over de bruiloft liepen we weer terug, en zagen we een dikke Lamborghini over de stadscamping scheuren *smiley die achter z’n oor krabt* een dure auto voor mensen die geen huis kunnen betalen, of is het gewoon een kwestie van prioriteiten stellen?

Dinsdag reden we Hamburg weer uit, via de snelweg, de onvermijdelijke baustelle en Nordfriisland kwamen we bij een serieuze grensovergang. Via 1 baan rolden we onder toeziend oog van de Deense douane over wegwerkersdrempels heen, gelukkig werden we er niet uitgepikt voor een controle. De lunch deden we ergens langs de kant van de weg. Een idee van Zusje en Zwager, omdat zij op eerdere vakanties nog wel eens misgrepen bij het vinden van een eettentje tijdens lunchtijd. En dus stonden we naast iets van een rioolwaterzuivering van het uitzicht te genieten en broodjes hamkaas te eten. Het landschap werd al glooiïender en weidser, maar de wegen bleven angstvallig recht van rotonde naar rotonde lopen. Wel fijn dat we zoveel Fendt trekkers tegenkwamen van de vele Deense (of Nederlandse) boeren onderweg, voelden we ons toch een beetje thuis. Het laatste stukje naar het hotel ging wel binnendoor over een weg die niet heel erg recht lag, eindelijk een stukje dat leuk was om te rijden. De oordoppen werkten trouwens ook allemaal, wat niet altijd fijn is, vooral Wingman en ik moesten nog aan het idee wennen dat iedereen je continu kan horen, ook als je zit hoesten, niezen of vloeken op de dapen op de weg. Het viel me trouwens wel op dat er veel Nederlanders in Denemarken rond reden *smiley met het schaamrood op de kaken* het duurde even voordat ik doorhad dat de helft van de Deense voertuigen ook met een gele plaat en zwarte letters rond rijd. We streken neer in Billund, de plaats die vooral bekend is van Legoland.

En daar gingen we woensdag dan ook naartoe *smiley die zit te juichen in z’n tuigje* een kwartiertje lopen vanaf het hotel stonden we opeens in de mensenmassa voor de ingang. Daar eenmaal voorbij was alles leuk. De landschappen die waren nagemaakt, zoals de Amsterdamse grachten, Buckingham Palace, boorplatforms en windmolens, Noorse huisjes in het struikgewas, de fabriek van Volkswagen (die werd gesponsord door Seat), compleet met bewegende auto’s, vrachtwagens, boten en de beroemde bootlift. Behalve dingen bekijken die van Lego zijn gemaakt, waren er ook attracties die geschikt zijn voor volwassenen. Er was zelfs een achtbaan waarin de altijd koelbloedige Wingman iets van angst voelde. Nee ik ga niets verklappen. Legoland is net als andere pretparken: duur, maar je moet er gewoon een keer geweest zijn. Neem dan wel lekker Hollands je eigen broodjes en drinken mee. Niet alleen vanwege de prijs, maar ook omdat we onaangenaam werden verrast door de vele eettenten die gesloten bleken te zijn. Aan het einde van de dag moest er natuurlijk nog even voor souvenirs gesjopt worden, alleen renden de mannen al snel schreeuwend en compleet overprikkeld naar buiten. De drukte in de winkel was absurd.

Gelukkig konden we dat donderdag achter ons laten. Geen tijd om te treuzelen, we moesten de boot halen in Hirtshals. Slechts een halfuurtje later dan gepland verlieten we de parkeerplaats. Dat we onderweg een trekker tegenkwamen, paste dus niet helemaal in de planning. Met wat kunst- en vliegwerk wisten we er alle 4 voorbij te komen, waarna we rechts links rechts via een industrieterrein reden om vervolgens weer achter dezelfde trekker te eindigen *smiley die zit te tandenknarsen in z’n helm* gelukkig sloeg ie bij een volgende rotonde af, want inhalen is echt niet mijn ding. Netjes op tijd kwamen we bij de boot aan. Voor de beeldvorming: de boot naar Texel, maar dan een slag groter. Of 2 slagen. Voor de motorrijders waren een paar stroken beschikbaar, die net te krap waren voor auto’s. Op aanwijzing van Wingman begonnen we driftig spanbanden om de tweewielers heen te wikkelen, in de hoop dat alles overeind zou blijven staan. Daarna naar boven voor de lunch. Er waren ruimtes om te zitten, je kon buiten een rondje lopen, er waren meerdere restaurants en zelfs een taxfree winkel. Na de lunch kwamen de boekies op tafel. Aangezien we in internationale wateren voerden, was de internetverbinding stervesduur, dus moest iedereen zich zien te vermaken zonder veesboek. Na een wandeling door de taxfree winkel, tussen de tingelende drankflessen door, zocht Zusje haar heil op het buitendek. Alles rammelde en kraakte, rechtuit lopen ging niet vanzelf, ik voelde me ook niet lekker maar rustig in een hoekje van een restaurant, zonder regen en kou, kon ik het aardig volhouden. Gelukkig konden we na een paar uurtjes de kakofonie van rammelende onderdelen, huilende en schreeuwende kinderen en een rochelende koffiemachine achter ons laten. We reden de boot af en Noorwegen in. Op 5 minuten van de boot was het hotel met parkeergarage, tassen op de kamer, andere kleren aan, tijd om Kristiansand te verkennen en wat te eten. Wel moesten we nog even wennen aan de nieuwe valuta, het staat toch een beetje vreemd als je 1800,- moet afrekenen voor wat tapas en een paar biertjes.

Vrijdag begon met flinke regen. Vanuit de ontbijtzaal zagen we hoe de dikke druppels op straat uiteen klapten. Na dagen van zachtgekookte eieren *smiley die begint te kokhalzen* was er nu eindelijk wat stevigs wit-met-geel bij het ontbijt, dus we bleven rustig nog even zitten. We konden droog de stad uit rijden, maar trokken daarna wel met een afwisseling van regen, zon en tunnels het land in. Van tevoren waren we gewaarschuwd voor het gebrek aan tankstations, maar ze stonden er gewoon nog elke 15 kilometer. Wel 2 keer! Het landschap deed een beetje Oostenrijks aan. Aan de ene kant van de weg keek je tegen de bergwand op, aan de andere kant keek je neer op het water. De bergwanden waren bezaaid met snoezige houten huisjes die tussen de bomen waren gebouwd, en op de stukken waar geen bomen groeiden, lagen grote keien als hagelslag over de weilanden gestrooid. Sommigen hadden er een soort van Engelse hekjes van gemaakt, erg lieflijk allemaal. Het was niet echt afgesproken, maar Zwager had 2 telefoons op zijn motor gebonden om te kunnen navigeren, dus reed hij lekker voorop. Tijdens een tankstop had Wingman wat zitten pielen aan de route, waardoor we plotseling op een soort korrelbaan terecht kwamen. Een verhard geitenpad dat door 3 bebouwde kommen heen voerde *smiley die wit wegtrekt* is dat normaal hiero? De kom was niet echt bebouwd, het was een verzameling van een paar huizen, maar er stond wel helemaal een bordje bij. Voorzichtig glijend door de slush puppie reden we verder tot het asfalt weer verscheen. Op een mooie uitzichtplek ging de topkoffer weer open voor de lunch, helaas opende de hemel zich ook een stukje voor wat water van boven. Je snapt, we waren erg blij toen we Stavanger in reden om het hotel op te zoeken. Als ongeduldige toeristen om de file heen, snel inchecken, gratis parkeren omdat je met een tweewieler heel handig om de slagboom heen kunt rijden, even uitpuffen in de grote kamer met bankstel en daarna de stad in voor een hapje eten. Het bleek dat er een soort van Zingen op de Zaan gaande was, maar dan Zingen in Stavanger. Na het eten liepen we nog een rondje en kwamen we bij een groot festival uit, waar we vanaf de weg, glurend over de hekken, nog een stukje van de beroemde DJ Kygo konden zien en horen.

Zaterdag was de weersverwachting weer slecht, maar we konden droog opstappen en de drukke stad verlaten. Er zaten die dag een paar tunnels in de route. Geen Coentunnel, maar een overdekte weg van 4 kilometer en langer. Eerst duik je een stuk omlaag met een 10%, waar netjes voor word gewaarschuwd, ook dat je in een lage versnelling moet rijden om de remmen te sparen. Dan krijg je een bordje “muh 260 meter”, wat volgens mij Noors is voor “je bent nu 260 meter van het binnenste van de aarde verwijderd”, een keertje terugschakelen voor de zekerheid en dan ga je weer een paar kilometer met 10% omhoog. Ook hadden we die dag pontjes. Niet zoals het pontje van Akersloot, maar een flinke boot waar op 2 dekken auto’s en vrachtwagens op staan. Zusje voelde zich weer niet heel erg lekker en leunde wat op de motor. Net als de andere 3 trouwens, want met de golfslag leken de motoren bijna uit de vering en van het jiffy af geschommeld te worden. Door een afwisseling van miezer en zon reden we verder, tot regen steeds meer de overhand kreeg. Zwager stopte om zijn condoom aan te trekken *smiley die grinnikt in z’n knuistje* een regenpak dat over het motorpak heen gaat, maar dat precies groot genoeg is, zeg maar. Wingman vond het niet nodig om zijn regenpak ook aan te trekken, hij was toch al doorweekt. Gelukkig maar, anders was hij er onderweg achter gekomen dat in de parkeergarage in Stavanger zijn regenpak en 1 schoen uit de zadeltassen waren gestolen. Niet helemaal in juichstemming kwamen we weer bij een pont aan. Dit keer bonden we de motoren goed vast met een paar spanbandjes die Wingman nog wel in de tas had zitten, maar het water was een stuk kalmer. Nog een stukje binnendoor, toen waren we in Osoyro. Een sjiek hotel met wat duurdere auto’s op de parkeerplaats, waar wij voor de deur een blikje bier leeg dronken omdat ik die op de grond liet vallen tijdens het uitladen *smiley met het schaamrood op de kaken* het derde blik dat was gesneuveld tijdens de reis, dus moest deze wel snel genuttigd worden.

Zondag besloten we om hier te blijven wonen. Er was een rustdag ingepland, en dit was het ideale hotel daarvoor. Vanuit een groot geel houten huis keken we uit over de fjord. In dat ouderwetse gebouw waren moderne faciliteiten ondergebracht zoals sauna’s, een sportschool en meerdere zwembaden waaronder een infinity pool die zo leek over te gaan in de fjord. Je kon trouwens ook nog in de fjord zelf zwemmen, via een steiger en een trap die was begroeid met wier liep je zo het koude water in. Volgens de ober echt een aanrader om voor het ontbijt te doen. De dames hielden het liever bij de andere zwembaden, waarvan je de bodem wel kon zien, de mannen daarentegen moesten natuurlijk op avontuur uit. Het eten was ook voortreffelijk. We kregen de keus uit 2 voor- en 2 hoofdgerechten, zaterdag was er een enorm toetjesbuffet, zondag hadden we een vriendelijke kelner tot onze beschikking die over dezelfde pink beschikte als de ober uit Herman Koch’s Het Diner, hij vertelde over de herkomst van het eten en liet ons een zeldzame Spaanse wijn proeven, en bij het ontbijtbuffet was er fruit en pannekaker. Een van de weinige Noorse woorden die we nog vaak zouden gebruiken onderweg, het betekent pannekoek. Geschikt voor het ontbijt en ook om andere verkeersgebruikers mee te benoemen.

Toch moesten we maandag weer verder. Helaas. Zwager en Wingman hadden zitten puzzelen op een kronkelende route. Via nat asfalt maar zonder de bijbehorende regen slingerden we langs de bergen. Soms was de weg tweebaans, dan werd het zomaar weer 1 baan, het is allemaal nog een beetje wennen. Net zoals niet alle ponten regelmatig varen. We stonden keurig te wachten bij een verlaten aanlegsteiger, waar dan gelukkig wel een openbaar toilet was, toen we erachter kwamen dat die pont maar een paar keer per dag langs kwam. 2,5 uur wachten of 3 kwartier omrijden naar de volgende? Die keuze was snel gemaakt. Nadat we hadden betaald werden we wel gewaarschuwd voor het wilde water, alleen bleek het rustiger te zijn dan het eerste pontje. We voelden ons al bijna wereldreizigers, zoals we daar zonder angst over de rand van de boot nog iets van het uitzicht probeerden mee te pikken. Onderweg leerden we ook 2 nieuwe woorden: ferist, wat veerooster betekent, en anlegg traffik, wat zoiets is als wegwerkzaamheden. In Nederland word nogal panisch gedaan over het openhouden en/of omleggen van de doorgaande weg, zodat het verkeer gewoon door kan rijden. Het werkverkeer kijkt maar ff, die kunnen wel over korrelbanen hobbelen. Hier stond af en toe een verkeerslicht bij de lange smalle stukken, op de kortere smalle stukken moesten we zelf maar kijken wie er voorrang had. En veel van die stukken gingen ook over asfaltfrees heen. De zelfredzaamheid van het Noorse volk zie je ook terug in het verkeer. Iets anders wat ons opviel, was het rustige tempo. In andere landen (Duitsland, Oostenrijk, Kroatië) gebeurde het regelmatig dat we werden ingehaald door locals, ook als we zelf al sportief aan het rijden waren. Nu zagen we hoe locals werden ingehaald door vrachtwagens *smiley die zit te juichen in z’n tuigje* niet op de snelweg, gewoon op een tweebaans provinciale weg. Op links en door! Na de inhalende vrachtwagens en het ontwijken van kuilen in het freesasfalt kwamen we in Skei aan. Gelegen om de hoek van de grootste gletsjer op het Europese vasteland, bleek dit een populaire plek bij de Aziatische toeristen. Bussen vol kleine mensjes met rolkoffers werden uitgeladen, en we stonden regelmatig in de file bij het buffet.

Gelukkig zaten ze vast aan een strak schema, en hadden we dinsdag weinig last van drukte bij het ontbijtbuffet. We moesten wel wat vaker foto’s maken. De omgeving is zo geweldig mooi, dat is niet in een paar pixels te vangen, toch moeten we iets aan het thuisfront kunnen laten zien straks. Een paar kilometer bij het hotel vandaan stopten we daarom bij wat loslopende koeien, die netjes op het weidje achter de vangrail bleven. Zusje maakte foto’s, Zwager en Wingman reden wat dichter naar de koeien toe. Ik volgde op gepaste afstand (zoals het de hele reis zou gaan), en hoorde via de walkietalkie dat Zwager eigenlijk wel eens door het water wilde rijden. Wingman vond een geschikte plek, we zagen hoe Zwager bijna vast kwam te staan in het losse grind, de koeien vonden het mooi geweest en stuurden de opperkoe op ons af, tijd om weer verder te rijden. Een mooie route volgde, we volgden de vormen van de fjorden tot Wingman in de verte een ‘parkleider’ zag vliegen, naast een gondelbaan. Dichterbij gekomen bleek dat we met de gondel ook naar boven konden, en zagen we meer ‘paragliders’ naar beneden komen *smiley die achter z’n oor krabt* misschien was het geluid van de walkietalkies niet helemaal perfect. We lunchten boven, met uitzicht op de gondel en naar beneden vliegende mensen. Uitzicht op een fjord met een minuscuul cruisebootje, die net nog enorm leek toen we er langs reden, het was geweldig. Jammer genoeg sloeg de sfeer bij mij daarna nogal om. Of het de doodsangst was van die enorme hoogte waar we op zaten, of dat de varkensvleugels verkeerd waren gevallen, ik weet het niet. Het uitzicht werd beperkt tot de motors voor me, na nog een paar uur rijden, een pontje en een tankstop, kon ik eindelijk in foetushouding op bed gaan liggen. In een hotel in Alesund, een mooi oud pand waarbij de constructie van houten balken nog zichtbaar was. De andere 3 gingen uit eten, ik lag op bed te luisteren naar de geluiden die horen bij oude gebouwen. Een hotel waar je met oordoppen in moet slapen en waar je zelf maar een plekje op straat moet zoeken voor je voertuig? Niet erg handig uitgezocht door het reisbureau dat de trip voor ons heeft geregeld.

Woensdag voelde ik me al een stuk beter. We reden een leuke route, het pontje onderweg maakte al geen indruk meer, en de jongens waren opgetogen omdat het plaatsje Bud in de route zat. Via de walkietalkie zongen we ‘What what in the butt’ (Southpark fans kennen dat nummer van Butters wel) en gingen we op zoek naar een restaurant. Het bleek een visrestaurant te zijn, erg lastig als je 2 jongens mee hebt die geen vis willen eten, en ook geen worstjes die naast de vis in het buffet liggen. Zusje en ik hadden wel trek. Ik vooral, omdat ik na het overslaan van het avondeten ook nog eens door Wingman op rantsoen was gezet, bij het ontbijt mocht ik niet meer dan 2 borden opscheppen. Uiteindelijk was iedereen hangry, een mix van hungry en angry, en reden we in gestaag tempo door. Nog even snel foto’s maken van een indrukwekkende brug, verderop betalen voor een toltunnel, en tegen de tijd dat we het licht zagen, waren we aangekomen in Kristiansund. We parkeerden de motoren weer in een twijfelachtige parkeergarage, haalden nog even wat te drinken en te snaaien, en zaten een kwartier voor opening in het restaurant voor het avondeten.

Wingman had tot diep in de nacht zitten puzzelen op een leuke route. Omdat Zwager ook wel eens achteraan wilde rijden, was de telefoonhouder omgebouwd. Het was niet alleen vanwege de route dat Wingman zo lang wakker bleef, ook omdat we een kamer hadden naast de lift. En dat hoorde je *smiley die ligt te tandenknarsen onder het kussen* wil je makkelijk een hotel scoren in een stad, ga dan naar Best Western of Scandic. Dan zie je ook hoe Van der Valk er 10 jaar geleden uitzag, voordat de grote renovatie begon. Wil je lekker slapen zonder buslading toeristen bij het buffet, kijk dan even verder.

Met een beetje regen onderweg toerden we Kristiansund uit en leidde Wingman ons via een slingerende route naar de lunch. Een typisch Noorse lunch, waarbij je onbeperkt mag opscheppen uit een buffet met visballen, aardappelballen, wortel, koolraap, spekjes, worstjes en gehaktballetjes. De vriendelijke dame legde het ons allemaal uit, dat dit een traditie is op de donderdag en ook dat het typisch is voor deze streek, meer landinwaarts vinden ze dit ook niet lekker. Met een kauwgumpje voor de smaak stapten we weer op en na een laatste tankstop was ie daar dan eindelijk: de Trollstigen *smiley die zit te juichen in z’n tuigje* de beroemde weg slingerde zich voor ons omhoog, de bergtoppen droegen een bontkraag van wolken, de miezer bleef ongestoord naar beneden komen en het asfalt glom van het vocht. Eerst beneden even foto’s maken, toen was het tijd om de 11 haarspeldbochten aan te vallen. Net voor de eerste bocht hoorden we Wingman nog zeggen “Oew het is wel glad” en dus reden Zusje en ik bijna stapvoets naar boven. Maar we hebben het gehaald! Euforisch en buiten adem stonden we boven op het uitkijkpunt om te zien waar we overheen waren gereden. Weer iets wat je van de emmerlijst kunt afstrepen. Na de korte haarspeldbochten omhoog ging het via langere slingers weer omlaag. Een weg die wat beter geschikt was bij dit weer. Via boerenweggetjes reden we naar de pont, waar een Nederlandse vriend ons aan de andere kant al zat op te wachten. De reis was geregeld door een reisbureau dat is gespecialiseerd in autoreizen in Noorwegen, maar 1 hotel moest perse in de trip zitten: dat van onze Nederlandse vrienden in Norddal. Langs een korrelig weggetje, omringd door hoge bergen, kwamen we bij het heerlijk kitscherige pand aan. Het voormalig verzorgingstehuis had een sjiek aanzien, gelukkig waren de kamers nu wat vrolijker ingericht. Frisse kleuren en een badkamer met bad, even relaxen en daarna konden we aanschuiven voor het avondeten, met daarbij een Trollbiertje van een lokale bierbrouwer.

Vrijdag hadden we een rustdag. Het idee dat je niets moet lag als een dikke deken door het dal uitgespreid, het geruis van het riviertje naast het hotel was oorverdovend en tegelijkertijd heerlijk rustgevend. Weer was het mooi weer op een dag dat we niet hoefden te rijden. Het idee om een stukje te gaan hiken via geitenpaadjes werd aangepast naar een middagje kanoën. In een paar uurtjes peddelden we door de fjord, om een viskwekerij heen en weer terug naar de uitkijksteiger die voorheen dienst deed als aanlegsteiger voor de pont. Een pont waar volgens de zwartwitfoto’s niet meer dan een handvol auto’s op konden, die in de loop der jaren is vervangen door een pont voor zeker 50 auto’s die we verderop over zagen varen. De meiden pakten hun boekje erbij en genoten van het warme zonnetje vanuit de hangmatten, de jongens stapten toch nog even op de motor om de Vikinghuisjes boven op de berg te bekijken, vlakbij het begin van de waterval die langs het hotel de fjord in stroomt. Bij het avondeten kwam langzaam het besef: de vakantie is voorbij. We zijn alweer op de terugweg.

Wat zei ik ook alweer over de Trollstigen? Vergeet dat. Zaterdag verlieten we Norddal en reden we richting Geiranger. Die weg telt meer haarspeldbochten dan de 11 van de Trollstigen, maar ook meer ruimere bochten en deze dag gelukkig droog asfalt. Helaas waren er ook wat campers en bange vrouwen in grote BMW’s de weg opgegaan. Met wat gewaagde inhaalacties reden we verder naar boven, maakten we foto’s van de sneeuw die niet heel ver weg op de bergtoppen lag, en zagen we hoe het landschap met bossen veranderde naar kaal en stenig, om aan de andere kant van de berg te veranderen in een soort hardrock Veluwe. Bossages en heide wisselden elkaar af, met hier en daar wat snoezige houten huisjes, we zagen het vanaf de weg die langs het water mee golfde. De bochten volgden de glooiïng van het landschap en het tempo ging als vanzelf wat omhoog, zonder er erg in te hebben reden we de toendra op. Stenen begroeid met mos en een koude wind die daar overheen waaide. Sinds we vorige week van de boot af stapten, verbaasden we ons over het gebrek aan andere motorrijders. Zo hier en daar af en toe eentje, zelfs nog iemand die ook een Varadero reed in precies dezelfde kleur als mijnes, maar verder was het rustig. Tot we vandaag, in de kou nog wel, opeens veel meer motoren tegen kwamen. We lieten de toendra achter ons en daalden af tot er weer bomen groeiden. In Beitostolen, een minuscuul plaatsje met slechts 3 straten, was ons hotel. Een plaatsje dat bleek te bestaan uit hotels en restaurants, waar juist dit weekend een groot motortreffen was. BMW en Yamaha hadden een demo-hoekje ingericht met nieuwe modellen, en bij elk hotel stonden tweewielers geparkeerd. De kabelbanen die worden gebruikt voor skiën, waren aangepast om zomers wandelaars, zeepkistracers en bobsleeërs naar boven te slepen, en dus stapten we nog even in de motorloze kartjes voor een wedstrijdje met de zwaartekracht. Daarna nog een rondje brommers kieken op de overvolle parkeerplaats, eten naast de luidruchtige motorclub, en opeens was het alweer bedtijd.

Zondag konden we niet te lang uitslapen, we hadden nog een aardige rit voor de boeg en moesten op tijd op de eindbestemming in Oslo zijn, daar lag namelijk een boot die niet zou wachten. Na de theoriecursus bij het avondeten, moest ik nu in praktijk laten zien hoe ik die dikke 1000cc machine in de toerenbegrenzer zou jagen bij het inhalen van auto’s. Waar ik me liever een beetje aan de maximumsnelheid houd en rustig afwacht tot een overzichtelijk stuk om in te gaan halen, daar had de rest blijkbaar meer haast. De rit ging zo vlot dat we ruim op tijd bij de boot waren. Op aanwijzing naar binnen rollen, parkeren, vastsjorren, we begonnen al bijna pro’s te worden. We sleepten de spullen naar boven, toen pas kwamen we erachter dat het een luxe cruiseboot was. De eerste grote overtocht ging in een paar uurtjes, nu zouden we 20 uur onderweg zijn, waarbij we vreesden voor een ziek Zusje die de hele nacht de wcpot zou blijven knuffelen. Het viel alles mee, de boot voelde je bijna niet bewegen. Bijna niet… In het midden was een winkelstraat met verschillende eettentjes, taxfree winkelen natuurlijk, maar ook een casino, een zwembad en natuurlijk buitenruimte om naar het water te kunnen kijken en een sigaartje te roken terwijl je haar in de war waaide. Omdat we al op tijd hadden gegeten, strekte de namiddag en avond zich voor ons uit. Na het winkelen en een poging om de laatste kronen op te maken in het casino, dronken we nog een biertje in de observation lounge, voor op de boot, waar we de bruinvissen uit het water op zagen springen. Het begon al donker te worden buiten, en we liepen weer een rondje, waarbij we een theaterzaal tegen kwamen. Nieuwsgierig, bij gebrek aan ander vermaak, pikten we het laatste vrije tafeltje in en werden we verrast door een eigenlijk best wel leuke show met mannen en vrouwen die in snel wisselende outfits een medley van grote hits ten gehore brachten. In de gezongen aftiteling werd gezegd dat we konden blijven zitten, want er zou een disco komen. Het viel ons wel op dat er opvallend veel mensen van een bepaalde leeftijd in country kleding langs kwamen lopen. Disco? Dat was dus Noorse disco: nog voor het introotje van het eerste nummer was afgelopen, stond de dansvloer vol met linedancende Zonnebloem-types. Bij het instarten van het tweede nummer trokken we snel de glazen leeg en ging het met gezwinde spoed richting uitgang. Dat is geen disco, dat is gewoon Noorse country! Op een aanplakbiljet zagen we de naam van Pia Pijngrens in dikgedrukte letters staan. Blijkbaar een grote ster in een land waar ze haar wel kunnen verstaan. Vluchtend voor het geluid van Pia en haar bandleden, doken we de nachtclub in. Een uitgestorven ‘disco’ waar we na een dansje, babbeltje met Duitse chauffeurs en een laatste biertje vertrokken voor een paar uurtjes slaap.

Maandag voeren we Duitsland in, bij Kiel werd aangelegd, en na een onrustig ontbijt bij een druk buffet konden we van boord. Het miezerde maar het was onaangenaam warm. Zo snel mogelijk de stad uit, de snelweg op, weg van de drukte en terug richting Nederland. Niet heel vlot, want natuurlijk troffen we diverse baustelle op onze route. Net over de grens bij Groningen ergens, stopten we bij een Van der Valk. In het Nederlands je eten bestellen, met een borreltje voor een schappelijke prijs, heerlijk.

Dinsdag was het dan toch echt voorbij. De laatste keer de motoren optuigen, de laatste tankstop, de laatste afrit, de laatste rotonde, het feest was voorbij. Het huis was ruim en netjes toen we weer binnenstapten, een kwartier later lag alles al vol met tassen en stapels wasgoed. Nu nog even een paar dagen niks, lekker uitrusten, bankhangen, herinneringen ophalen, dan is de vakantie echt voorbij.

One Response

  1. Jan Clevering 17 september 2018 Reply

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *