Geachte Shirley, week 38 2015


MAN TGS 2nd gen
Geachte Shirley, de afgelopen 2 weken zijn we weinig samen op pad geweest. Jij zal ongetwijfeld je kilometers wel gemaakt hebben met een andere chauffeur, ik weet wel dat ik genoeg kilometers heb gemaakt met de brommer. Het begon zondag al, met een rondje toeren, over de grens. Samen met de wingman ging ik namelijk op vakantie, op de brommer. Via de Nederlandse en Duitse snelwegen toerden we van tankstop naar baustelle naar tankstop naar stau. Er was een hoop te zien op de weg, zoals een matzwarte Ford Mustang van het vorige type, een knallend oranje Porsche Cayenne, een VW Golfje met als kenteken F*CK *smiley die in z’n knuistje gniffelt* een Audi met de letters GT op z’n kont (wij denken dat het een 100 coupé was) en een Mercedes SL, een luxe uitvoering, volgens de typering op de zijkant zat er niet alleen een V8 in, maar ook een banden-oppomper. En aangezien we er een tijdje omheen bleven rijden in de stau, hadden we genoeg tijd om te zien dat de auto zelfs een bijpassend kenteken had gekregen, namelijk M*SL 551. Jaja, nooit een saai moment op de Duitse snelweg. Uiteindelijk leidde het navigatiesysteem van de wingman ons naar een hotel in Randersacksen, waar we het eerste nachtje zouden slapen. Met 621 km op de teller (eigenlijk iets meer, omdat ik pas bij het uitrijden van het dorp eraan dacht om de teller op 0 te zetten *smiley met het schaamrood op de kaken*) werden de brommers aan de kant gezet, waarna de wingman en ik nog even genoten van een cola-witbier in de plaatselijke biertent.
Maandag ging het verder over de snelweg. De gemiddelde snelheid van 100 km/h, en een actieradius van wingman’s motor van iets meer dan 200 km, zorgde voor een tank- en eetstop om de 2 uurtjes. Gister hadden we 3 etappes, en dat zouden we vandaag ook weer gaan doen. Het eerste stuk nog in de regen, maar gelukkig begn het daarna al op te klaren. We reden nog een tijdje samen op met een BMW M4, die lekker met z’n strak afgeveerde kont schudde op het niet-zo-gladde asfalt, en onder begeleiding van een sjiek blauwe M3 cabrio, Opel Omega 2.5 V6 en Ferrari Testarossa reden we Oostenrijk in. Bij toeval kwamen we bij bikers hotel Grizzly terecht, in Sint Margarethen. Echt overal was aan gedacht: de motors konden droog en achter een hek in de parkeergarage staan, waarna we met de lift vanuit de garage naar de verdieping van de kamer konden. Ideaal, want dat gesjouw met koffers, tassen en helmen op de trap is niks waard. In de garage stonden wel opvallend veel BMW motoren, maar ook wat leuke machines, zoals een Honda Goldwing trike (3wielige versie van een 2wielige auto) en een Mercedes Benz CLS Shooting Brake (sexieh station uitvoering van een 4wielige auto). De kamer was ruim genoeg om alle tassen neer te gooien, en ook lag er een handdoek en badjas klaar, voor gebruik in de sauna. Nouja misschien dat ze daar dan niet heel goed over na hadden gedacht, want ik moet er niet aan denken om die XXL motorrijders, die we onderweg tegenkwamen, in hun nakie te moeten zien *smiley die een beetje groen word* Met 1153 km in de wielen, en het buikje vol van het buffet, rolden we uiteindelijk het bed in.
Dinsdag begon met uitslapen, we vonden dat we wel een niet-motordagje hadden verdiend. Eerst maar eens langs het ontbijtbuffet struinen dan. Blijkbaar gaan ze ervan uit dat motorrijders allemaal echte mannen zijn *smiley die z’n spierballen showt* want het brood was nogal aan de stevige kant *smiley die achter z’n oor krabt* sterker nog, dit brood zat zo vol koren, ik denk dat de Grizzly beer zelf er nog een tand op zou breken. Je ziet toch wel eens van die verwende kinderen, die alleen brood eten zonder korstje? We zagen nu mensen het korstje van het brood af snijden, om vervolgens alleen de korst te eten en het brood te laten staan, omdat de korst nog zachter was dan het brood zelf. Na zo’n stevige hap, konden de darmen wel wat extra stimulams gebruiken bij het verwerken, en dus gingen we wandelen. Zo’n 2 kilometer. Bergop. Ik was kapot. Wingman huppelde vrolijk voor me uit, maar door de ijle lucht en het stijgingspercentage van de weg, had ik de puf niet meer om hem te tackelen. Na het zien van een waterval en een paar koeien (waarvan er maar 1 een bel draagt, want dat is de leider, weer wat geleerd) keerden we terug naar het hotel. Lekker nog even chillaxen op het balkon, met op de achtergrond het getingel van de leiderkoe, en daarna naar het avondeten. Geen buffet dit keer, maar een klein keuzemenu van de kaart: koe, vis of iets zonder vlees. De meiden die gister in sportieve lederhosen de tafels afruimden en bier rondbrachten, liepen nu in Dirndl-jurkjes. Blijkbaar heeft het avondeten en het personeel alle dagen een ander thema.
Woensdag stapten we weer op de brommers. De vele BMW GS-rijders keken met een schuin oog naar ons nogal, tja, afwijkende setje. Mijn wingmachine, die een grote GS concurrent is, viel met de metallic oranje kleur nogal op in de garage, maar niet zoveel als het rij-ijzer van wingman, de enigste chopper die daar geparkeerd stond. Vandaag zouden we toeristisch rijden, en dat lukte aardig, met de bochtige wegen die wingman had uitgezocht. De gemiddelde snelheid daalde tot onder de 50 km/h, de BMWrijders maakten plek voor Harley Davidsonners en we kwamen ons eerste binnendoor-weg-tolpoortje tegen. Maar die Nockalm-strasse was zijn 10 eipo helemaal waard. Slingerend tussen de koeienvlaaien reden we van viehsperre naar weidrost (beiden zijn veeroosters), ondertussen genietend van de heerlijke bochten. Na amper 60 km was het nog lang geen tijd om te tanken, maar wingman had het zo koud gekregen in de frisse berglucht, dat we een warm bakkie koffie/thee nodig hadden om de handen weer op temperatuur te krijgen. En wat is het dan verschrikkelijk mooi om de wolken in de verte over de bergen te zien rollen. Niet lang daarna reden we Slovenië binnen. Ik dacht dat het een beetje Oostblok/derdewereldland zou zijn, maar nog voordat we het eerste tankstation tegenkwamen om een vignet te halen, kwamen we al een BMW i8 tegen. Het asfalt was van hoge tot zeer hoge kwaliteit, bij het tankstation werd Engels gepraat, en ook het toilet daar was netjes schoon *smiley met opengesperde ogen* waarom wisten we dit niet eerder, wat een heerlijk land! Maar lang konden we niet blijven, want we waren op doortocht naar Kroatië. Wat een verschil is dat dan. Het werd een stuk warmer (wingman was eindelijk op temperatuur, maar nu zat ik te zweten) en het asfalt werd een stuk minder. Kilometers lang reden we over een weg waarvan het bovenste laagje was weggefreesd. Niet echt chillaxt rijden, als je de banden voelt rollen over het ruwe frees-profiel. In Rovinj, een oud kustplaatsje, zouden we overnachten. Al snel bleek vrijwel alles vol te zitten, en waren we veroordeeld tot een dure kamer in een hotel van de Maista-keten. Volgens zeggen een 5 sterren hotel, en het leek ook erg sjiek, tot we de lift uit stapten en de gang in liepen naar onze kamer. Een smoezelig ex-Van der Valk-tapijt strekte ons voor zich uit, en de kamer leek niet veel beter. Een krap douchehokje, dat hier en daar al begon te roesten. Sterker nog, de badkamer was zo klein, als we tegelijkertijd wilden tanden poesten, moest een van ons 2 op de wc gaan zitten. Maar ok, de teller stond inmiddels op 1540 km, we hadden een slaapplaats, de motors zouden naast een Bentley Conti GT slapen, wat wil je nog meer…
Nouja, een ander hotel misschien? ’s Ochtends stonden we in de rij bij het ontbijtbuffet, alsof het eten op de bon was. En de meeste gasten leken ook van de leeftijd dat ze die tijd nog hadden meegemaakt. Dus gingen we donderdag op zoek naar een ander hotel. Wingman had iets anders geboekt, dat bleek op een eiland te zijn. Dus zochten we een parkeerplaats (scooters en motors mogen hier gratis parkeren, ook op grote betaalde parkeerplaatsen) en sleepten we onze tassen en koffers door het warme centrum, over de markt, naar het veerbootje. Helemaal in vakantiestemming kwamen we op het eiland, waar een verkoelend zeebriesje waaide. Die verkoeling hadden we wel nodig, want bij de balie zeiden ze opeens dat er geen kamer geboekt was, en alles vol zat *smiley die rood aanloopt* wat een kaffers, dat volk van de Maista maffia! In zo’n hotel gaan we nooit meer slapen. Teleurgesteld en bijna oververhit zakten we naast een oude fontein neer, en met het laastste beetje hoop ging wingman de stad in, op zoek naar iets anders. Niet veel later kwam hij terug, samen met een gespierde jongeman, die ons hielp de spullen naar een mooi appartementje midden in de oude stad te brengen. In de wirwar van de kruip-door-sluip-door-straatjes vonden we dan toch nog een mooie slaapplaats. En de vriendelijke snuiter wist ook nog een paar goede adresjes om te eten. Die avond zaten we bij Tipico, een vriendelijk klein tentje, waar we de laatste tafel wisten te bemachtigen. Hij een flesje rode wijn, ik een flesje witte wijn, hij een groot stuk koe en ik een grote homp tuna steak op het bord, met daarna een ijsje toe, wat een verwennerij.
Vrijdag hebben we zo heerlijk lang uitgeslapen, dat de trattoria, waar we konden ontbijten, alweer dicht was. Dan maar een terrasje verderop de dag beginnen met een bord gnocchi met inktvis, om daarna lekker te gaan uitbuiken op het strand. Nouja strand *smiley die achter z’n oor krabt* een rotspartij, waar je dan een vlak stukje kan zoeken om te gaan liggen zonnen. Of om je boekie uit te lezen, zoals ik deed, terwijl wingman wat in het water spartelde en mini-gekko’s zocht tussen de stenen. Na wat aandringen ben ik dan ook maar het water in geklommen, maar na een stukje spatteren dacht ik opeens aan de “zo verderop zat een grote kwal!” en het stuk inktvis wat vanochtend op m’n bord lag *smiley die kijkt als een konijn in de koplampen* snel er weer uit! Met de gratie en souplesse van Bondgirl Halle Berry na een nacht flink doorhalen, kwam ik uit het water tevoorschijn. Gewend aan het Hollandse vlakke zandstrand, lukte het me niet om alles heel te houden op de rotsen. Met een kapotte knie en, nog erger, een kapotte waterschoen, gingen we terug naar het appartement. Even opfrissen en het namiddagleven weer in. Uit nieuwsgierigheid wilde ik graag even in de Tommy Hilfiger winkel kijken. Wingman wees me op een allersnoezigst roze jurkje, en voor ik er erg in had, hezen de overijverige verkoopsters me in een Missoni jurkje en een Roberto Cavalli stoeipakje. Ja, heel leuk zo in de zon op vakantie, maar thuis in Nederland ben je dan gewoon een blonde kamper in een opzichtichtig beestenprintje *smiley die met z’n kont staat te draaien*
Zaterdag waren we wel op tijd wakker voor het ontbijt in de trattoria. Wat een heerlijkheid, trappetje af en je kan aan tafel. Geen lange gangen met versleten vloerbedekking, liften die lang op zich laten wachten en gevechten bij de scrambled eggs, maar gewoon op het gemakje wat op je bordje scheppen, een vriendelijke griet die je koffie en thee komt brengen, en met elkaar praten zonder de stem te hoeven verheffen. Met een goede bodem was het tijd voor de volgende uitdaging: de koffers weer terug sjouwen naar de motors. Gelukkig, onze wingmachines stonden er nog, compleet met alle spiegels en kapjes er nog op. We toerden verder naar beneden langs de kust, om ergens op een toeristisch uitkijkpunt even uit te puffen en wat te drinken. Terwijl wij genoten van de koele bries op de grote hoogte van de berg, reden achter ons een ambulance en politie auto langs, compleet met toeters en bellen. Net toen we weer wilden opstappen, kwam de ambulance terug gereden. We toerden lekker verder over de bochtig kustweg, tot we op een gegeven moment werden stilgezet door de politie. Een motor was frontaal op een busje geklapt *smiley die even de andere kant opkijkt* *smiley die kucht* rustig toerden we verder, nog een stukje langs de kust en daarna verder het binnenland in. Heerlijk, het werd meteen een stuk koeler. We gingen richting Plitvicka, bekend van de Plitvice meren (ik hoop dat ik het goed spel), maar dat is nogal een bekend gebied, de meeste hotels daar zaten vol, en zo kwamen we uiteindelijk bij een paar huisjes uit, in een dalletje, naast een uitloper van een Pliefiets meer. De hele dag was het goed gegaan, ik was niet in een ravijn gefietst, zoals in een nachtmerrie, we zijn niet tegen auto’s aangereden, maar nu, 100 meter voor het huisje, lag ik dan toch de brommer op z’n kant tijdens een manouvreerpoging *smiley die staat te stampvoeten* die negatieve energie kon ik daarna mooi kwijt tijdens het wandelen, want het dichtsbijzijnde restaurant was zo’n 3 kilometer lopen. Old Shatterhand heette het. Wat toepasselijk voor deze avontuurlijke vakantie: slapen bij een onverstaanbaar brabbelend vrouwtje in het bos, en eten bij een Indiaan. Met 1859 kilometer op de teller, 6 kilometer in de benen, en een reuzemot op de deur, vielen we in slaap.
Zondag stapte ik bij wingman achterop zijn wingmachine. Eerst naar de PIN automaat 6 kilometer verderop, die verstopt bleek te zitten in een restaurant tegenover het tankstation, daarna weer terug naar de wigwam van Old Shatterhand (we kwamen er na het eten pas achter dat ie geen PIN apparaat heeft), ontbijten en naar de Plitvice meren, om daar een lange wandeling te maken. Wat is het waanzinnig mooi en indrukwekkend, het geweld waarmee het water naar beneden komt, de visjes en plantjes die groeien in de meren, de kleine watervalletjes tussen de verschillende meren. Wat voel je je dan klein als mens zijnde. Omdat we voor de 1-na-langste route hadden gekozen, mochten we een stukje met de pont meevaren, en daarna ook nog een end met het treintje. Het treintje bleek een Unimog, die 2 aanhangers vol mensen achter zich aan sleepte. Daarna ging het nog een stukje te voet, terug naar de ingang, waar de motor op ons stond te wachten, om ons naar het avondeten te brengen. Dit keer gingen we naar Degenija, waar we nog net een tafel konden bemachtigen. Achter ons begon de rij, letterlijk, op een gegeven moment stonden er 2 stelletjes en een groepje van 4 op een tafel te wachten. Waarom? Blijkbaar was dit de beste tent in de wijde omtrek. Ok, het eten is beter dan bij de Indiaan, maar de service *smiley die aan z’n kin krabt* hoe zeg je dat netjes? De enigste keer dat de ober naar ons lachtte, was toen we fooi gaven, en je kon zien dat het hem pijn deed om zijn mondhoeken zo ver op te trekken.
Maandag gingen we weer verder, of eigenlijk terug. Het was een slechte nacht geweest. Misschien door de mug, misschien door het slechte bed, misschien door de dorst (het water uit de kraan smaakte naar chloor), maar we werden niet uitgerust wakker. Nadat we het bosvrouwtje hadden uitgezwaaid, gingen we de weg weer op richting Oostenrijk. Eerst een stuk tolweg in Kroatië, daarna een stuk snelweg in Slovenië, dat er trouwens beter bij lag dan de tolweg, en toen reden we de regen in. Op een parkeerplaats even stoppen, zodat ik de regenvoering in m’n jas kon doen, en wingman zijn regenpak aan kon trekken. En ja hoor, natuurlijk begon spontaan het zonnetje te schijnen. Nouja, dan maar met een warm pak verder rijden. Keuzes keuzes, en dit was de juiste. Nog geen kilometer verder begon het pittig te regenen, wat overging in een enorme wolkbreuk. We wisten nog net op tijd het afdak bij het tankstation te bereiken. Even wat drinken, de bui afwachten, en weer verder. Helaas ging de bui daarna ook verder *smiley die erbij loopt als een verzopen katje* De weg naar het hotel leek eindeloos. Vanaf de snelweg nog 3 dorpjes door over een provinciale weg, en daarna in Verditz een bergweggetje op. We zaten zo hoog, op een gegeven moment reden we door de wolken. Ja heel romantisch, als op een roze wolk *smiley met een donderwolkje boven z’n hoofd* maar niet als je zicht minder dan 100 meter is, je vizier nat en beslagen is, het water in je handschoenen en door de regenvoering heen in je onderbroek druppelt. Bocht na bocht na haarspeldbocht na slingertje na haarspeld na bocht slingerde de weg verder omhoog, tot we boven de wolken zaten. Omdat de stalling vol was, mochten onze Honda’s in de Harley-parking-only-motorbar staan. Na een totaal van 2232 kilometer, was dit de eerste keer dat we druipend bij de balie aankwamen. In een sfeervolle eetzaal/woonkamer kregen we echt bikersvoedsel voorgeschoteld (een dubbele hamburger, ik had er nog een pittige kluif aan), met een lekker biertje erbij, meer hadden we niet nodig om in slaap te kunnen vallen.
Dinsdag sliepen we weer door het ontbijtbuffet heen, en op aanraden van de hotelmeneer zijn we naar de andere kant van Villach gereden, waar restaurant ‘Racers’ zit. Je kunt het haast niet missen, naast een tankstation, met een enorme motor die uit de voorgevel steekt, dit moet wel een bikerstent zijn. Alleen de verhouding auto/motor van 20/1 klopte niet helemaal. Terwijl ik een lekker stukje varken op toast naar binnen zat te werken, kwam er een oprijwagen van de ADAC (Duitse ANWB) voorbij, met een paar motoren erop, waarvan er eentje onophoudelijk bleef piepen en tuteren. De chauffeur keek zichtbaar geërgerd toen hij uitstapte en de Harley terechtwees met een paar klikken op de afstandsbediening van het alarm. Maar hij werd nog chagrijniger toen de Harley opnieuw begon te piepen toen hij bij het stoplicht wegreed. De Harleyrijder die naast ons was komen te zitten, vertelde ons dat ie waarschijnlijk niet op transportstand stond, en dat daarom het alarm af bleef gaan. Grappig, blijkbaar houden ze er bij H.D. bv dus al rekening mee dat die motoren regelmatig op aanhangers staan *smiley die in z’n knuistje gniffelt* Na het eten ging het weer richting hotel, dit keer zonder mist, waardoor de weg er opeens een stuk vriendelijker uitzag. De hottub werd voor ons aangestoken, en na wat eten en stoken konden we heerlijk in het warme water zitten film kijken. Ja dit is pas vakantie *smiley die zich nog eens uitrekt*
Woensdag haalden we na het ontbijt de motors uit de paardenstal, voor een rondje toeren in de omgeving. Binnendoor naar Slovenië, via patchwork asfalt, langs een bunkermuseum. Na de grens werd het asfalt beter, tot we bij de eerste haarspeldbocht aankwamen, die was bestraat met keitjes *smiley die achter z’n oren krabt* blijkbaar worden in Slovenië de motorrijders van de gewetenlozen gescheiden, want hier kun je niet met een gangetje doorheen rijden. Zeker niet als er ook nog eens een stroompje water oversteekt. Ook in Slovenie hebben ze natuurgebied, en daar kun je dwars doorheen rijden. Scheelt een hoop gewandel, alleen moet je dus wel bedacht zijn op watervalletjes naast en over de weg, en overstekende koeien. Daarna ging het Italië in. Langs de weg liep een rivier met hier en daar wat watervalletjes. De zoveelste alweer? *smiley die gaapt* nee deze is net weer even anders, met witte stenen en groen water. Het was lekker rijden in Italië, net als in Slovenië en Oostenrijk wil het asfalt nog wel eens veranderen van kwaliteit, op een willekeurig punt in de weg. Maar het meeste schrokken we toch wel van een tunnel. Gewend aan de tunnels waar het binnen bijna lichter is dan buiten, doken we nu een donkere tunnel in, waar ook nog eens een bocht in zat. Ik kon nog net op tijd m’n groot licht aanzetten voordat de volgende scherpe bocht zich aandiende. Wat een bastardo’s, die Italianen *smiley die z’n vuist in de lucht steekt* Verderop wisten ze blijkbaar dat we eraan kwamen, want daar hadden ze in het pokdalige asfalt een strookje ter breedte van 1 motor opnieuw geasfalteerd. Heerlijk rijden, tot er in dat knappe strookje ook opeens teerstrepen opdoemen. Na een minestrone soepje en een gezellig gesprek met Engelse Harleyrijders, een overstekende eekhoorn, en nog meer onverlichte tunnels (waarvan sommige ook nog water lekken), vond wingman het tijd dat ik eens voorop ging rijden. Op een gegeven moment doemde er een groepje BMWmotorrijders op in onze spiegels, en een kruising verder kwamen we achter een jaren ’80 Mercedes SL cabrio te rijden. Ik vond het een lekker toertempo, kon mooi nog wat vlinders tellen, maar de BMW’s werden ongeduldig, en kwamen ons voorbij. Als je ziet dat de bijrijder zich schrap zet, wanneer een motorrijder een onoverzichtelijke bocht induikt, nog halvers naast de auto die hij aan het inhalen is, dan denk ik dat daar ’s avonds bij het eten nog wel wat over gesproken gaat worden. Wingman kon het niet langer aanzien, mijn gekoeteldekoet achter de Merc, en ging achter de BMW’s aan. Terwijl de Merc en ik lekker verder toerden, genietend van het uitzicht, kwam er weer een groepje motorrijders voorbij. Inhalen en dan bijna op een tegenliggende motor knallen, vervolgens proberen in te halen in een haarspeldbocht waar een boertje een prutspoortje heeft neergelegd, en daarna de cabrio nog eens snijden. Nee, dat is het niet het soort motorrijder waar ik mee geassocieerd wil worden. Dan maar als een oud wijf achter dat autootje aansukkelen. Wingman stond verderop toch weer op me te wachten, boven op de berg, waar we Oostenrijk weer inreden. Vanaf hier waren er minder kleine weggetjes, terug naar het hotel, maar er was nog genoeg te zien. De lifters die met opa op de trekker mee mochten rijden. Erg hard ging het niet, want het was een klassiekertje die amper 16 km/h haalde, maar veel harder wil je ook niet rijden als je op het spatbord zit. Verderop was nog een boertje aan het maïs rijden. Met een houten kiepertje, terwijl een ander boertje de achterklep open hield, zodat het kiepertje niet omviel bij het lossen. Wat is het toch heerlijk om zo te kunnen boeren. Met 2570 kilometer werden onze paarden weer in de stal gezet, waarna wij heerlijk genoten van een Ferrari menu (met rode soep) en een Harley menu (met dirty ice).
Donderdag werden de tassen en koffers weer achterop gebonden, ondanks dat het beregezellig was, moesten we toch weer een keer richting huis gaan. We hadden besloten om via de Glossgockerpasse richting Duitsland te rijden. Een begrip onder motorrijders, werd er gezegd. Hoe dichterbij we kwamen, hoe meer motoren we inderdaad zagen rijden. Toen we de Grossglocknerstrasse opreden, begonnen de motorrijders ook uitgebreider te zwaaien. Bij het tolpoortje aangekomen, snapten we waarom. De pas was afgesloten voor motoren, omdat het te hard waaide. Bovenop (de top zit op zo’n 3000 meter) waren windstoten van zo’n 140 km/h, daar wil je niet tegenop boksen met je motortje. Er stond bijna een file van motoren bij de tolpoort, zo populair is deze weg dus. Vlak achter ons sloot een groepje aan met 2 Varadero’s en een Crosstourer DCT. Gelukkig was mijnes niet de enigste met krassen. Maar ik vond het wel jammer dat deze Duitsers stug Duits bleven praten, want ik had graag gehoord hoe de automaat zich hield op de bergweggetjes met haarspeldbochten. Maar goed, er zat niets anders op dan omrijden, de kortste route was via Winkeln, waar we trouwens geen enkele rode vrachtwagen zijn tegengekomen. Wel viel ons iets anders op, de vaten-op-wielen langs de kant van de weg. Wat is het beroep ‘boeren’ hier dan toch romantisch, ’s ochtends na het melken rijd je met je XL melkbus naar de parkeerplaats aan de doorgaande weg, waar ie word geleegd, om daarna langs je land, wat vol ligt met roze ronde balen, weer naar je erfje terug te rijden. ’s Middags haal je de koeien weer uit het land, op de fiets of met de trekker, gewoon over straat, door het dorpje heen, waarom ook niet. Heerlijk als je het zo kunt doen. Onderweg richting Duitsland kwamen we ook nog een groepje Porsche rijders tegen, een handvol Ferrari 495 Straciatella’s, gevolgd door een witte Lamborghini Murcielago *smiley die een wegtrekker heeft* zoveel geld uitgeven aan een auto, en dan kies je een witte?! De Aston Martin Vantage S die we verderop troffen, was niet veel origineler, met z’n zwart (wat bij Aston Martin ‘gunpowder antracite’ ofzoiets word genoemd), de Hummer H2 was dan wel weer leuk, in knalgeel. Door de harde wind, en omdat we moesten we uitwijken voor tegenliggers die oude trekkertjes aan het inhalen waren, slingerden we verder tot aan Siegsdorf, Duitsland. De grens gehaald, alleen jammer dat alles vol zat. Gelukkig troffen we nog een hotelpension, verderop langs de weg, waar een oud vrouwtje ons de sleutel gaf voor de kamer aan het einde van de gang. Met 2912 kilometer en een beetje regen het laatste stuk, was het een mooie dag geweest.
Vrijdag ging het verder richting Nederland. Wat baustelle, wat stau, wat regen, wat zon. Een rode Mercedes AMG GT, een gifgroene Dodge Challenger, een wat oudere Ferrari in het zwart met rode racestrepen, een donkerbruine Audi R8 cabrio, een zwarte Dodge Challenger met rode racestrepen, en een Mercedes AMG GT, wederom in het rood, die ons een stukje door de stau heenloodste. Maar toen kwamen we in Dreiblich aan, bij hotel Pistono. 2 Trappen zijn we opgesjouwd met onze koffers, wederom naar een kamer aan het einde van de gang. Het is 1 keer gebeurd dat we in de eerste kamer sliepen, in alle hotels kregen we steeds de kamer aan het einde van de gang, het liefst nog 2 trappen hoog. Maar goed, even omkleden, en dan aan tafel. We vielen met onze neus in de boter. Of eigenlijk een feestje van Der Zonneblume. Een groep mensen die de 50 al een tijdje gepasseerd waren, en een vrouw die op een synthesizer liep te te pingelen. Het begon als een soort Ab Glas, waarbij het lijkt alsof de batterij van het keyboard begint leeg te raken, maar toen wij net aan het voorgerecht zaten (carpaccio, 2 weken vakantie, en dit was de eerste keer dat we carpaccio aten), begon ze los te komen. Het repertoire veranderde naar Paul Vlaar-niveau, er werden er paar nieuwe batterijen in de electronische piano gestopt, en de zaal begon los te komen. Hoewel de vrouw Duits zong, konden we er toch aardig wat Nederlandse klassiekers in ontdekken. De mensen naast ons keken wat vreemd, toen we “Viva Hollandia!” zaten mee te brullen, maar verderop aan een andere tafel werd ook ingehaakt toen “Tulpen aus Amsterdam” werd ingezet. “Mag ik je foto”, “Vanavond heb ik hoofdpijn”, “Pak je lasso maar”, alsof we midden in een fout uur terecht waren gekomen *smiley die staat te dansen op tafel* en dat ze dan een soort van jazzy uitvoering van “Mama Mia” en “Hot stuff” deed, of dat ze gewoon te laat inviel, dat maakte voor de stevige Duitsers op de dansvloer niet uit. De muffintops, rugtieten en geruite blousen bleven consequent uit de maat bewegen *smiley met natte ogen* ober! Nog een fles wijn graag!
Zaterdag schoven we weer tussen het Der Zonneblume publiek aan, voor een lekker ontbijtje. Terwijl op de achtergrond een Tribute to Grease-cd werd afgespeeld, werkten wij onze yoghurt met vruchtjes naar binnen. Tijd voor de laatste kilometers. Het duurde niet lang meer voordat we weer op Nederlands asfalt reden, en bij een truckerscafe genoten we van een bordje met vlees en frietjes en Nederlandse bediening. Het was een klein stukje voor Amsterdam, toen we bekenden tegenkwamen op de snelweg, die vrolijk terug zwaaiden en ons uitnodigden voor een bakkie koffie. Tja dat kun je natuurlijk niet weigeren. Na een bakkie en een koekie het laatste stukje naar huis, waar we met 3951 kilometer (wingman iets meer) uiteindelijk op het pad stonden. Snel alvast wat uitpakken en een wassie draaien, want het volgende feestje wachtte alweer. Een verjaardag waar we meteen in geuren en kleuren ons reisverhaal konden doen.
En toen was het alweer zondag. De tweede was draait, de spullen, papieren, souvenirs en een stapel post liggen door de hele kamer verspreid, tijd om lekker op de bank te gaan liggen. Fijne zonnigdag.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *