Begin jaren ’70 was de Sjah van Perzië grootaandeelhouder van Daimler én op zoek naar 20.000 terreinwages voor zijn leger. Hij zette ze in Stuttgart aan het werk dus. Tegelijkertijd was men een paar honderd kilometer verderop, bij Steyr-Daimler-Puch, begonnen met het ontwikkelen van een opvolger van de Pinzgauer. Terwijl de Duitse Daimler geen capaciteit voor zo’n niché-product had, had de Oostenrijkse Daimler maar een zeer beperkt verkoopkanaal. In 1977 sloeg mendaaromde handen ineen: men richtte de joint-venture Geländefahrzeug-Gesellschaft (GFG) op, dat werd gevestigd in Graz (Oostenrijk). De G werd in Oostenrijk, Zwitserland, Joegoslavië (en de landen die daar uit voort kwamen) en het voormalig oostblok als Puch verkocht, in de rest van de wereld als Mercedes. Peugeot heeft het model daarnaast in licentie met een eigenmotor gebowud voor het Franse leger. De 20.000 eerste auto’s voor Perzië? Die zijn nooit afgeleverd, de Sjah werd afgezet en Perzië werd Iran.
Het uiterlijk van de G-klasse is vanaf 1979 tot vandaag (dit artikel is in oktober 2017 geschreven) vrijwel onveranderd gebleven. De naam is wel veranderd: van G-Modell via G-Reihe werd het G-klasse. Er zijn drie bouwrijen: de 460 (die naar 461 evolueerde), het werkpaard met inschakelbare 4×4 en de 463, het luxepaard met permanente 4×4.
Of hij nu als Puch of Mercedes-Benz werd verkocht: in het begin stond er altijd GFG als fabrikant op het typeplaatje. In de herfst van 1981 veranderde dit: door kwaliteitsproblemen in de aanloopfase trok Daimler-Benz zich terug. De samenwerking stopte niet: Steyr-Daimler-Puch (en na de overname door Magna in 1998 Magna-Steyr-Fahrzeugtechnik) ging de G-klasses voor Mercedes-Benz in loonopdracht bouwen, terwijl MB de motoren, assen en stuurinrichting levert. Dat bouwen gebeurde toen, en nu nog steeds, voor driekwart met de hand, wat de hoge prijs verklaart.
Dat de G er toch nog kwam nadat bleek dat de 20.000 voor Perzië nooit geleverd zouden worden, hebben we aan de Duitse ‘Bundesgrenzschutzes’ te danken, die inmiddels ook al een bestelling geplaatst hadden. De krijgsmachten van Argentinië en Noorwegen volgden snel. Indonesische generaals hadden nogeen speciale wens: of de G ook zonder deuren geleverd kon worden… Geen probleem natuurlijk. Ook het (West-)Duitse leger koos voor de G-klasse, als derde na-oorlogse terreinwagengeneratie, na de DKW Munga en VW Iltis. Binnen de Bundeswehr werd hij “Lkw gl leicht Wolf” genoemd. Daar komt de militaire (bij)naam van de G dus vandaan. De Wolf is gebaseerd op de 461, dus met inschakelbare vierwielaandrijving (en zonder overbodige luxe). In Nederland zijn ook zo’n 3200 stuks van de G-klasse aan het Ministerie van Defensie geleverd.
Bij het Franse leger stond er geen ster of Puch op de grille, maar een brullende leeuw: daar gaat hij door het leven als Peugeot P4. Toen men daar een opvolger zocht voor de Hotchkiss M201, een in licentie gebouwde Jeep, hadden alle Franse fabrikanten hetzelfde idee: “we stoppen onze eigen motor ineen bewezen 4×4 chassis”. Zo kwam Renault met de Fiat Campagnola met Saviem motor op de proppen, Citroën stopte een CX blok in een VW Iltis en Peugeot had een tweeliter motor uit de 505 in een G-klasse chassis gestopt. Peugeot won, en bouwde tussen 1982 en 1992 in totaal zo’n 15.000 stuks, niet alleen voor het Franse leger, maar ook die van Gabon en Togo en zelfs enkele Franse particulieren kregen de P4.
Perzië werd al eerder Iran. In principe al honderden jaren, maar in Nederland vanaf de jaren ’30.